Hoe maak je bier?
Er zijn honderden verschillende soorten bier, en hoewel het brouwproces per soort wel iets verschilt, de hoofdlijnen zijn dezelfde. Of je nou een professionele brouwerij hebt, of je gewoon in je schuur aan het hobbyen bent, dit zijn de handelingen bij het bierbrouwen.
Mouten
Deze eerste stap is sterk bepalend voor de smaak van het bier. De gerst moet namelijk precies goed voorbereid worden. Deze wordt eerst geweekt en ontkiemd, hiermee worden enzymen gevormd die het zetmeel in suikers om kunnen zetten. Na een paar dagen zijn de zaden ontkiemd en wordt het tijd om ze te drogen, of in vakjargon eesten. Hoe hoger de temperatuur in de droogoven, hoe donkerder het mout wordt en daarmee ook de kleur van het bier. Soms wordt het mout daarna ook nog gebrand, gerookt of geroosterd; hiermee wordt een specifieke smaak bereikt.
Maischen
Het gedroogde mout wordt vermalen en daarna gemengd met warm water, hiermee worden de enzymen actief en wordt het zetmeel omgezet in suikers. Dit gebeurt bij specifieke temperaturen voor bepaalde tijdsperiodes. Zodra dit proces klaar is en alle suikers in het water zijn opgelost, wordt het mengsel gefilterd op het kaf van de gerst. De vaste deeltjes, het zogenaamde draf, blijven achter en je houdt een heldere vloeistof over, “wort”.
Koken
Het “wort” wordt verhit in de welbekende brouwketel. Het is de bedoeling dat deze langzaam aan het koken wordt gebracht, te snel verhitten betekent smaakverlies. Wanneer het kookpunt wordt bereikt, is het tijd om hop toe te voegen. De hop voegt niet alleen een bittere smaak toe, het zorgt er ook voor dat er een mooie schuimkraag ontstaat en dat het bier langer houdbaar is. Als het kookproces klaar is, moet het mengsel zo snel mogelijk worden afgekoeld en kan het gisten beginnen.
Gisten
Tijdens het gisten worden de suikers omgezet in alcohol en koolzuurgas. Hiermee ontstaat het brouwsel dat wij als bier kennen. Er zijn eigenlijk maar twee methodes: bovengisting en ondergisting. Bovengisting houdt in dat er gegist wordt bij kamertemperatuur; de gist komt dan in een soort laagje bovenop te drijven. Laaggisting gebeurt bij een lagere temperatuur, hierbij daalt de gist naar de bodem.
De gist wordt gelijk na afkoelen toegevoegd, daarbij moet worden gezorgd dat er voldoende zuurstof in het vat aanwezig is; zuurstof zorgt er namelijk voor dat de gistcellen zich vermeerderen.
Het bier moet twee keer worden gegist; na de eerste gisting heb je namelijk een bier met weinig smaak en vrijwel geen koolzuur. De tweede gisting, het lageren, moet gebeuren in dichte vaten, het koolzuur blijft dan in het bier gevangen.
Bottelen
Voordat het bier gebotteld kan worden, dient het vaak nogmaals te worden gefilterd. Dit is niet alleen om te voorkomen dat er gistresten in je glas ronddrijven, het is ook van invloed op de smaak. Als je de gist namelijk mee zou bottelen, dan heb je de kans dat na een tijdje het bier van smaak verandert. Bij sommige zwaardere bieren wordt het filteren juist achterwege gelaten om te zorgen voor een narijpingsproces. Uiteraard kan het bier ook in fusten worden gedaan, voor de frisse biertjes is dit een betere bewaarmethode.